De stad der dromen

‘Zo!’ Hij zet het lege bierflesje naast de twee andere en laat een boer. Eindelijk een eerste vleug ontspanning. In zijn hoofd, vlak onder de schedel. Alles lijkt anders dit jaar. Grijzer, minder vriendelijk; alsof hij niet meer welkom is. Zelfs de zeemeeuwen zijn groter en dreigender.

‘Hola ¿de dónde eres?’

Hij schrikt op uit zijn sombere gedachtewereld en ziet dat er een vrouw naast hem zit. ‘No hablo Español’. Hij gebaart met zijn duim en wijsvinger bijna op elkaar, ‘sólo un poquito.’
Ze glimlacht. ‘You Belgium?’ Hij schudt van nee en wijst naar het Hollandse minivlaggetje aan zijn plunjezak. ‘Holanda.’

‘A, Holanda! I know Holanda: Croif! Croif best in the mundo!’ De ontdekking van hun gezamenlijke vriend windt haar duidelijk op. Ze schuift dichter naar hem toe en fluistert zwoel in zijn oor: ‘You and me, together nice time?’ Ze gunt hem een blik in haar décolleté en duwt dan zijn kin met haar wijsvinger weer omhoog. ‘One hundred euro. Is barato. For you only.’ De vrouw kijkt hem vragend aan en stuwt haar borsten nog wat verder vooruit. Het duurt even voor hij begrijpt wie hij voor zich heeft. De reis van de buitenwijken van Meppel naar de haven van Barcelona omvat meer dan de afstand in kilometers. Dit is de echte wereld. Hij maakt zijn vierde flesje bier open, draait zich om naar de middellandse zee en zegt: ‘Ik ben zeeman. De komende weken ben ik hier op vakantie en iedereen die wil luisteren, zal ik mijn verhalen vertellen. Daarvoor kom ik naar Spanje.’ Hij richt zijn laatste woorden aan haar: ‘Niet om een of andere ziekte op te lopen.’

‘Hijo de puta’, zegt ze razend en staat op. ‘You crazy man, not normally. Head to doctor!’ Ze wijst naar haar hoofd, spuugt op de grond en loopt snel weg op haar naaldhakken. Hij vraagt zich af wat zij in godsnaam verstaan kan hebben van zijn woorden. Misschien begrijpt ze Nederlands, wie weet. Hij pakt zijn plunjezak op en zwaait hem over zijn schouders. Voor zijn voeten valt een boek op de grond en blijft opengeslagen liggen. Hij kan zich niet herinneren dat hij een boek heeft ingepakt. Het enige boek dat hij ooit met veel moeite heeft uitgelezen is de Da Vinci Code. Hij bukt met zijn zware last op zijn rug en leest.
‘”.. ik was een volwassen man en toch volkomen hulpeloos en zonder doelen. Slechts een ding was zeker: de stem in mijn binnenste, het droombeeld.”’

‘Zo zeeman, net aangekomen of ga je alweer weg?’ Gebukt onder zijn zware plunjezak kijkt hij tegen twee zware, zwarte schoenen aan. Hij kan zijn rug onmogelijk strekken en richt zijn antwoord dus maar aan de schoenen. ‘Net aangekomen, uit Palermo om precies te zijn. Daarvoor via Alexandrië uit de Perzische Golf. Nu even een weekje vrij om bij te komen.’ Hij hoort zijn verzinsels aan en weet dat zijn reis is begonnen.
‘Zal ik je even overeind helpen, man? Je lijkt de gebochelde van de Notre Dame wel!’

Zijn redder tilt lachend de plunjezak van zijn rug en zet hem op de kademuur. ‘Zo, Alexandrië, hè? Onder welke vlag vaar je?’ ‘De Panamese. Een prachtig schip, maar een rederij die zijn mensen uitbuit. Niks CAO. Twaalf uur werken en het beleg op rantsoen. Maar ja, wat moet je dan? Aan de wal werken, daar moet ik toch echt niet aan denken. Van die ene week in mijn leven dat ik op de wal heb gewerkt, heb ik nog steeds nachtmerries. Elke dag binnen en wat was mijn werk? Lettertjes op formuliertjes lezen, lettertjes op formuliertjes schrijven, lettertjes op formuliertjes kopiëren. Dag in, dag uit. Weet je dat er mensen zijn die dat hun hele leven doen? En dan naar het buitenland moeten om te voelen dat ze leven. Nee, niks voor mij mijnheer. Dan maar geen CAO. Goedemiddag, fijn u te ontmoeten. Ik moet nog een slaapplaats vinden voor vannacht.’

‘Hé, je vergeet je boek, man! En trouwens, voor mij heb je helemaal gelijk. Precies de reden waarom ik uit Nederland ben weggegaan. Alles is tot op de 20e nanoseconde van je leven geregeld en die Hollanders zouden niet anders willen. Als er een ongeluk gebeurt, zoeken ze een verantwoordelijke ambtenaar, voor 0,00004% meer WW-premie gaan ze massaal de straat op, maar de ware staatsterreur, de regelzucht, daar zouden ze niet zonder kunnen. Nee, geef mij maar zo’n avonturier als jij, een man naar mijn hart! En je leest ook nog, dat zie je tegenwoordig niet veel meer onder het klootjesvolk, mensen die iets anders lezen dan de Da Vinci Code. Weet je wat, logeer bij mij. Dan kunnen we samen praten over literatuur, Hollanders afzeiken en je kunt me vermaken met je avonturen. Wat vind je, man? Ik woon hier vlakbij en heb ruimte zat. Doen?’

Aan de overkant van de straat ziet hij de genaaldhakte prostituee staan. Naast haar staat een beer met menselijke trekken, eentje van het ongure soort. Ze kijken naar hem, en niet alsof ze het beste met hem voor hebben. ‘Ja, lijkt me een geweldig idee,’ antwoordt hij vlug. ‘Goed om weer eens in mijn moerstaal te kunnen praten. Soms ben ik bang dat ik beter Arabisch spreek dan Hollands. Kun je het je voorstellen?’
‘Marhaban sayyid!’, roept de man. ‘Spreekt ook nog Arabisch! Dat is voor mij lang geleden, dus ik kan wel wat oefening gebruiken. Dat wordt een mooie avond!’’
‘Nou ja’, pruttelt hij, ’Spreken, spreken…. Ik heb jarenlang met een Egyptische boots gevaren en die heeft me wat woordjes geleerd. Dat is alles. Het schip waar we op voeren is in de haven van Hongkong door een typhoon op de kust geworpen. De boots was zwaargewond en het schip was zo zwaar beschadigd dat het ter plekke gesloopt moest worden.’ Boven hen betrekt de lucht. Voortgestuwd door een harde wind komen zware wolken boven Barcelona samen. Een symposium voor cumulonimbi. Waar zullen ze het over gaan hebben dit jaar? ‘Dat van die typhoon had je misschien beter niet kunnen zeggen. Kom man, we moeten schuilen. Dit wordt een flinke donderbui. Daar, aan de overkant, die kroeg!’ Overkant? Niks overkant. Daar wacht een mensgeworden afranseling hem op.

‘Laten we een taxi naar je huis nemen. Dan hoeven we ook niet meer naar buiten’, probeert hij. ‘Te laat man, geen taxi meer te krijgen nu. Rennen!’

Begeleid door de eerste flitsen en een daverende klap bereiken ze de stampvolle kroeg aan de overkant. Hij speurt om zich heen of hij Naaldhakjes en de Beer ziet. Voorlopig niet. Maar dat zegt niets, in de dikke rookwalmen ziet hij niet veel meer dan een paar schimmen van hoofden. ‘Kom hier man, hier is een plekje.’ Zijn gastheer wenkt hem vanuit een verre hoek. Met veel duwen bereikt hij het tafeltje. Hij zet zijn plunjezak neer en voelt zich opeens misselijk worden. ‘Even weg’, zegt hij en rent in paniek naar het toilet.

‘Hola’, zegt een bekende vrouwenstem als hij de deur open doet. Naast haar staat de Beer. ‘This is my brother, Dani. You have something for me?’
‘Eh, sorry, I’m very sick, I have to go to the toilet.’ Hij probeert naar een van de deuren te lopen. De Beer gromt en tilt zijn arm op. ‘Dani, dejale. Le esperamos.’

Hij begrijpt dat hij nog even van zijn vrijheid kan genieten en rent een toilet in. Zijn hoofd tolt. Te veel bier waarschijnlijk; hij drinkt normaal nooit meer dan twee biertjes, in het weekend. Na vijf minuten klopt de vrouw op zijn deur. ‘Mister, you have to come out now.’ Hij hoort de Beer iets tegen haar grommen en ziet de deurklink wild heen en weer gaan. Ze gaan de deur inrammen!
‘It’s okay’, zegt hij vlug,’ I’m coming out. One momento.’ Het gerammel houdt op en hij hoort niets meer. Hij probeert na te denken, wat moet hij doen, waar kan hij heen? Niets, nergens. Hij zit in de val!

‘He man, waar blijf je? Is alles goed met je?’
Zijn redder! Hij opent de deur en valt zijn vriend bijna in de armen. ‘Jezus man, wat is er met jou? Je ziet lijkbleek!’ ‘Waar zijn ze?’, stamelt hij. ‘Heb je die bende niet gezien? Ze wachtten me hier op. Wat moeten ze in godsnaam van me?’ Hij kijkt zijn vriend hulpeloos aan.

‘Kom man, je bent doodop. Laten we eerst maar eens wat drinken.’

Hun tafeltje is inmiddels bezet. En zijn plunjezak? Hij ziet zijn plunjezak nergens. Voor hij iets kan vragen, loopt zijn gastheer met hem naar de bar en bestelt twee biertjes.
‘Luister man. Ik moet je iets opbiechten. We hebben je verkeerd beoordeeld.’

We, we? Wie zijn we in godsnaam? En waar is zijn plunjezak?
‘We dachten dat je bij een drugsbende hoorde. We zagen je praten met de koerier, Cristina, en we dachten dat je hun Hollandse koerier was. Maar ik begreep al snel dat je alles behalve een crimineel kon zijn. Die ongelooflijke verhalen van je, je gezonde, bleke uiterlijk, je gepolijste handen. Alles wijst op een keurige huisvader die er even tussenuit is geknepen. Geeft niets hoor. We hebben allemaal onze dromen nodig. Cristina en Dani hebben we opgepakt. We hadden gehoopt dat we via hun bij de top konden komen, maar ja, ik kon ze toch moeilijk hun gang laten gaan. Dani had ongetwijfeld niet veel van je heel gelaten. Wat heb je in godsnaam tegen Cristina gezegd dat ze hem op je af heeft gestuurd? Nou ja, laat maar. Je plunjezak hebben we onderzocht, die krijg je zo terug. Drink je bier op man. En geniet de komende weken van je vakantie.‘